Deze bijdrage in onze serie ‘West-Brabants wielerverleden verhaald’ speelt zich af in 1938 in Roosendaal, waar dat jaar voor de zevende maal in successie de ‘Ronde van Roosendaal’ georganiseerd wordt.[i] Het is dan tot dan toe alleen maar crescendo gegaan met deze ronde: steeds populairder bij de renners en het publiek, steeds commercieel aantrekkelijker voor de plaatselijke horeca en middenstand en sponsoren, zoals Karel van Wely’s Sigarenfabrieken (KVW), en vooral ook goed voor de naam van Roosendaal. Om die reden werd dit wielerfestijn ook omarmd door de regionale krant De Grondwet en door de plaatselijke politiek, met name burgemeester Claudius Prinsen. Dat groeiende succes werd wreed doorbroken door een dramatische gebeurtenis in de ronde van 1938.
Zie voor indrukwekkende sfeerbeelden maar eens de tot de collectie van het West-Brabants Archief behorende door de Profilti Filmfabriek Den Haag vervaardigde film van de op zondag 20 juni 1937 verreden Ronde van Roosendaal.
Dwarsliggend Den Bosch
In januari 1938 stuurde de provincie een circulaire naar alle burgemeesters in Noord-Brabant. ‘In verband met het feit, dat, tengevolge van het houden van wielerwedstrijden herhaaldelijk moeilijkheden zijn gerezen’, werd de organisatie van wielerronden provinciebreed aan (knellende) banden gelegd. Het bestuur van de Ronde van Roosendaal kreeg van waarnemend burgemeester Gerard Lanen, tevens zijn oud-voorzitter (1933-1935) de circulaire doorgestuurd. Op verzoek van het bestuur wees het gemeentebestuur zijn wethouder Lanen aan zitting te nemen in het rondecomité. Op 27 januari verstuurde comitévoorzitter De Bookelaar de provincie de aanvraag voor het houden van de ronde op 12 juni 1938. Op zaterdag 21 januari hadden in zaal Concordia in Breda de Sportcommissie van de N.W.U., de houders van de wielerbanen en de rondecomités in Noord-Brabant het wielerprogramma voor het komende seizoen vastgesteld. Voor Roosendaal was er de twaalfde juni uitgerold. Die datum werd al snel verschoven naar 19 juni, maar dat was uitermate ongunstig. Een dag eerder werd namelijk het Nederlands Kampioenschap op de weg in Valkenburg verreden. Na verder overleg met de N.W.U. en de provincie werd de rondedatum op zondag 3 juli vastgesteld. De wedstrijd werd op hetzelfde parcours als een jaar eerder verreden. In haar vergunning wees de provincie nadrukkelijk op de veiligheidseisen. Bovendien mocht de wedstrijd niet vóór twee uur ’s middags beginnen. En het aantal deelnemers dat tegelijkertijd startte en deelnam aan de wedstrijd, mocht niet meer dan 150 bedragen. Met die twee laatste voorwaarden had het rondecomité de grootste moeite, De vorige jaren was de wedstrijd immers ook altijd al om één uur begonnen. En toen had men 300 deelnemers tegelijkertijd mogen laten starten. Waarom nu geen 200, terwijl er dan in de praktijk er toch slechts 160 à 170 aan de start verschijnen. Men zou dan ook geen nieuwelingen laten starten. Burgemeester Prinsen bepleitte dit standpunt bij de provincie. De provincie liet zich vermurwen wat het aantal deelnemers betrof. Maar het aanvangstijdstip bleef voor haar twee uur ‘s middags. In Den Bosch leek men dwars te blijven liggen.
Aan de vooravond van de ronde wijdde de regionale krant traditiegetrouw een voorbeschouwing aan de ronde: ‘Het zal Zondag weer een feest zijn met de Ronde van Roosendaal, die elk jaar nog wint aan populariteit. Zorgen en moeilijkheden heeft dit jaarlijksche sportfeest steeds gekend, ook dit jaar haperde het aan de noodige medewerking, maar ondanks alles hield het organiseerende Comité vol. Het enorme aantal toeschouwers dat de Ronde elk jaar wist te trekken was voor het comité een belooning voor moeilijke arbeid en het feit dat ook dit jaar weer duizenden langs het parcours zullen gestaard staan, zal hopelijk voor het comité een steun zijn om het werk ten dienste van de Roosendaalsche ‘Ronde’ ook volgende jaren te blijven voortzetten.’[i] Al met al stond de organisatie uitstekend op poten. Het comité had een uitstekend rennersveld bijeengebracht. Bij de amateurs werd onder de favorieten al ene ‘v.d. Kleij’ genoemd.
Onder de vette kop ‘een amateur overleden’ meldde De Grondwet van 4 juli 1938 het schokkende nieuws over het dodelijk ongeval van Johannes van der Kleij tijdens de Ronde: ‘Het gebeurde tijdens de twaalfde ronde in de wedstrijd voor de amateurs dat in de Molenstraat ter hoogte van de bazar van de fa. Rademakers-v.d. Put een groep renners kwamen te vallen doordat zij in aanraking kwamen met enkele personen uit het publiek. Of deze personen, enkele opgeschoten jongens de weg overstaken, dan wel dat zij zich te ver voorover gebogen hebben, kon niet worden vastgesteld, hetgeen zich zeer goed begrijpen laat, daar het gebeurde slechts een fractie van een seconde in beslag nam. Naar de politie ons mededeelde, berustten de berichten die spreken van oversteken van den weg, slechts op veronderstellingen, daar de slachtoffers zelf verklaren dat zij aan den kant van den weg stonden te kijken. Niettemin heeft deze valpartij voor den 17-jarigen van der Kleij den dood ten gevolge gehad. Hij kwam n.l. zoo ernstig op de keien terecht dat hij een zware hersenschudding opliep. Dr. Scheeren achtte dan ook bediening noodzakelijk. Na voorzien te zijn van de Laatste H.H. Sacramenten is de ongelukkige te circa 5 uur gestorven.’[i] Het gegeven dat Bosma uit Alkmaar bij de amateurs en Johnny Braspennincx, weer, bij de profs won, verdween al snel naar de achtergrond.
Juridische nasleep
De dood van de jonge Rotterdammer was allereerst een persoonlijk drama voor zijn directe omgeving.
Maar het had ook minder zwaar wegende, zakelijke gevolgen. Op 29 juli 1938 ontving burgemeester Prinsen een brief van mr. C.A. van Renterghem uit Rotterdam. Hij verweet het gemeente- en rondebestuur onvoldoende veiligheidsmaatregelen getroffen te hebben. Johannes van der Kleij was weliswaar tijdelijk werkeloos, maar het gezin Van der Kleij pleegde toch door zijn arbeid te worden onderhouden. De advocaat stelde dan dat de gemeente Roosendaal en Nispen, onder deze omstandigheden verplicht was tot vergoeding van de geleden schade aan de ouders. Daarnaast wees hij de gemeente op de morele plicht om in dit allertreurigst geval de ouders tegemoet te komen. Van Renterghem had van de familie Van der Kleij opdracht gekregen om een procedure tegen het gemeente- en rondebestuur te starten. Eerst wilde hij de reactie van het gemeentebestuur afwachten. Het is duidelijk dat de burgemeester met deze brief in zijn maag zat. Hij vroeg uitgebreid rapport van zijn commissaris van politie Baselier. Die kon niet anders concluderen dat niet vastgesteld kon worden hoe het ongeval precies was gebeurd. Op de plaats van het ongeval, in de Molenstraat nabij de winkel van de fa. Rademakers-Van der Put, was gezien de ervaringen van vorige jaren, geen draadafsluiting noodzakelijk geweest. Er was daar nooit sprake geweest van een opeenhoping van mensen. En dat was juist het verwijt van de advocaat geweest. De renners konden ook zelf het ongeval veroorzaakt hebben. En niet perse de toeschouwers. Enkele direct betrokkenen uit het publiek waren verhoord. En dat leverde geen uitsluitend bewijs op.We hebben (nog) niet kunnen vinden hoe deze zaak uiteindelijk afliep. Voor de organisatie zou dit dramatische gebeuren het voorlopige einde van de ronde betekenen. In 1939 werden de veiligheidseisen van de provincie zo hoog opgeschroefd, dat het organisatiecomité het dat jaar niet meer lukte een Ronde van Roosendaal te organiseren.
Ad Schrauwen, maart 2024
[i] Lees veel meer over de ‘Ronde van Roosendaal’ in mijn artikel Op de keien tokkerende tuubkes. De Ronde van Roosendaal 1932-1939’. Dit artikel is gepubliceerd in Jaarboek De Ghulden Roos 62 (2002), blzs. 21-54
[i] De Grondwet (GW) van 2 juli 1938.
[i] GW van 4 juli 1938. In deze wedstrijd waren meer, zij het minder ernstige valpartijen. Peeters uit Eindhoven brak zijn arm. De 16-jarige Amsterdammer Domhof liep een lichte hersenschudding op. Hij kon niet meer naar huis fietsen. (sic!, AS). Medelijdende omstanders hielden spontaan een collecte. Die bracht ruim twaalf gulden op. Domhof kon vervolgens met zijn verzorger met de trein naar huis reizen.