Korte geschiedenis van Rucphen

Het huidige West-Brabant is in de late middeleeuwen, rond 1300, rijk aan moerturf. Naast hout vormde turf in die eeuwen de voornaamste energiebron. Meest Vlamingen kochten deze moergebieden van de heren van Bergen op Zoom en Breda op. Zij gingen het West-Brabants turfgebied exploiteren. De toenmalige eigenaren Hendrik van Boutershem en Marie van Merkshem, heer en vrouwe van de heerlijkheid van Bergen op Zoom verkochten in 1357 een groot moergebied aan Jan van den Houte, eigenaar van het kasteel van Etten. Deze gronduitgifte regelde tegelijkertijd het bestuur en rechtspraak. En dat was het begin van het ontstaan van plaatselijke besturen, die ‘heerlijkheden’ werden genoemd. De nieuwe eigenaren verpachtten het op hun beurt aan commerciële turfgravers en de moernering kwam vervolgens op gang. Zo is het ontstaan van Rucphen, met omliggende buurten als Schijf, te plaatsen in/rond 1357

Panorama-uitzicht gezien vanuit kerktoren over de voormalige Stationsstraat thans Sint. Martinusstraat te Rucphen met op de voorgrond het patronaat. ( Ansichtkaart uit 1953)

De geschiedenis van Rucphen en omliggende plaatsjes lijkt tot het einde van de achttiende eeuw volgens eenzelfde patroon rimpelloos te verlopen.

De overwegend boerenbevolking wachtte in een sterke familieband het wisselen van de seizoenen af en had behoudens het contact met vertegenwoordigers van de markies van Bergen op Zoom weinig of geen contact met de buitenwereld. 

De overkluizing van de Vlette Vaart betekende een verbetering van de verkeerssituatie in het dorpscentrum van Rucphen. (Foto 1959)

De jaren passeerden ongemerkt, behalve wanneer de streek opgeschrikt werd door het oorlogsgeweld. Vooral de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) bracht de ellende van plunderingen, zware belastingen, honger en ziekte als natuurlijke bondgenoot met zich mee. 

Ter hoogte van de dorpspomp en café ‘de Zwaan’ van Voeten poseerde een aantal mensen gewillig voor de fotograaf. (Foto 1905)

Toch vonden er internationale ontwikkelingen, met name in Frankrijk, plaats die op het breukvlak van de achttiende en negentiende eeuw ook de Rucphense gemeenschap niet onberoerd zouden laten. In de Bataafs-Franse Tijd (1795-1810) werd, als uitvloeisel van de ideeën van de Franse Revolutie, de basis gelegd van een nieuw bestuurlijk en rechterlijk systeem in ons land. Bij decreet van keizer Napoleon van 8 november 1810 ging de heerlijkheid Rucphen, samen met Sprundel, Zegge, Vorenseinde en onder meer het gehucht, Langendijk op in de nieuwe gemeente Sprundel, die in een korte periode daarna ‘Sprundel en Rucphen’, ‘Rucphen en Sprundel’, ‘Rucphen en Vorenseinde’, en pas in 1953 officieel ‘de gemeente Rucphen’ ging heten.

In de negentiende en twintigste eeuw vormden gezondheidszorg, woningnood en onderwijs de hoofdzorg van deze plaatselijke bestuurders. Werkloosheid en de daarmee gaande armoede teisterden in de jaren dertig van de vorige eeuw, de crisisjaren, zeker ook het dorp Rucphen.

Deze problematiek werd overschaduwd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, die ook voor de Rucphenners  de nodige ellende met zich meebracht.

De in 1931 afgebroken, dan zo’n 500 jaar oude standaardmolen, aan de (tegenwoordige) Molenweg. (Foto 1930)

Na 1945 brak een geheel nieuwe periode aan, die van wederopbouw, met als belangrijkste doelstelling Nederland beter bewoon- en begaanbaar te maken. Met onderbrekingen natuurlijk, kregen ook de inwoners van Rucphen het steeds beter. En dat zie je terug in bijvoorbeeld betere woningen, gebouwen en straten. 

Luchtfoto van het dorpscentrum in 2022. De pastoors Dam en Verheijen, en de burgemeesters Mol en Crusio zouden de weg totaal kwijt geweest zijn. ​​(Foto Rien Augustijn, 2022)