Installatie van burgemeester van Mechelen (1946)

Antonius Cornelis Josephus van Mechelen (1898-1946) Foto bewerkt door Ton Jaspers LIJST IN)

Antonius Cornelis Josephus van Mechelen (1898-1946), was burgemeester van Rucphen, vanaf 15 september 1946 tot aan zijn dood op 14 december 1948.

Hieronder volgt het door een ambtenaar, kort daarna opgemaakt verslag van de installatie van deze burgemeester op 21 september 1946. De spelling is uit die jaren en niet aangepast. Het verslag geeft ons een duidelijk beeld van de (economische) situatie van de gemeente Rucphen van kort na de Tweede Wereldoorlog.

“Op zaterdag, 21 september, omstreeks half drie werd de nieuw-benoemde burgemeester ir. A.C.J. van Mechelen aan de grens der gemeente (provinciale weg Mapple Fram – Rucphen) ter officieele ontvangst ten raadhuize door het dagelijksch bestuur der gemeente afgehaald.

Na een kort woord van verwelkoming ter plaatse begaf men zich, voorafgegaan door de rijvereeniging “St. Martinus” uit Rucphen en de harmonie “Nederland en Oranje” eveneens uit Rucphen, naar het gemeentehuis, waar intusschen de leden van den raad in een daartoe speciaal belegde raadsvergadering waren bijeengekomen. Ook tal van genoodigden, vrienden en kennissen van den nieuwen magistraat hadden zich in de nieuwe, ruime raadzaal opgesteld.

Na aankomst op het gemeentehuis schreed men terstond naar de raadzaal, waar de wachtenden door den waarnemend burgemeester, den heer P. Commissaris, van harte werden verwelkomd, en de installatievergadering werd geopend

Benoemingsbesluit van burgemeester Van Mechelen

Na voorlezing van het besluit van Hare Majesteit van 20 Augustus 1946, waarin de benoeming van ir. van Mechelen tot burgemeester dezer gemeente was neergelegd, richtte de heer Commissaris zich tot den burgemeester met de volgende welkomstrede:

Edelachtbare Heer Burgemeester,

Vergun mij met Uwe installatie een enkel woord tot u te spreken. Vooreerst roep ik u een hartelijk welkom toe in onze gemeente met den wensch, dat u een goed burgemeester moogt zijn. Wij twijfelen daar niet aan: een echte Brabander, die veel voelt voor deze mooie omgeving met zijn bosschen, heide, bouw- en weiland, en die met onze landelijke bevolking goed zal harmoniëeren.

Het zal u echter aan werk niet ontbreken. Het is een gemeente met een ruim arbeidsveld en bovendien geen gemakkelijke met zijn vijf kerkdorpen. Reeds veel is er door Uw voorganger tot stand gebracht en ware de oorlog niet gekomen, dan was er nog veel meer geschied.

Nieuwe, harde wegen zijn aangelegd, bestaande wegen zijn verbeterd, nieuwe woningen zijn gebouwd, waaronder het gemeentehuis, een sieraad voor ons dorp. Jammer genoeg is het nu beschadigd.

Zeer veel staat er nu nog te wachten op het gebied van woningbouw en electrificatie. Gezien de woningnood op St. Willebrord en de steeds grooter wordende bevolking over de geheele gemeente zal de woningvoorziening zeer zeker Uwe volle aandacht vragen. Toch mogen wij de Regering dankbaar zijn voor hetgeen wij reeds aan toegewezen woningen mochten ontvangen: 50 noodwoningen, 4 Zweedsche noodwoningen, terwijl ons nog zijn toegezegd: 20 Bruijnzeel-woningen en 50 nieuwe, definitieve woningen, waarvan er reeds 9 in aanbouw zijn en 11 de volgende week zullen worden aanbesteed.

Het kerkdorp Schijf en verschillende buitenwijken der andere dorpen wachten op electriciteit. Ons is het niet mogen gelukken dit verlangen te bevredigen; wij hopen dat U het als man van de PNEM wel klaar zult krijgen.

Burgemeester, ik kan nog veel verder op diverse aangelegenheden ingaan, maar de tijd staat het niet toe. Alleen mag ik u dit nog zeggen: Wij zijn ervan overtuigd, dat er door onderlinge samenwerking en goeden wil veel tot stand is te brengen. Tijdens mijn waarneming van het burgemeesterambt heb ik op prettige wijze samengewerkt met en den grootst mogelijken steun ondervonden van den gemeente-secretaris, personeel der secretarie, politie en overige ambtenaren. Ik mag U de volledige toezegging doen, dat al deze ambtenaren hun steun, hun medewerking, voorzover het in hun vermogen ligt, steeds aan u zullen geven.

Burgemeester, nu u verzekerd zult zijn van de medewerking van alle ambtenaren alsook van Uwe wethouders zal de taak, die u is opgelegd gemakkelijk te dragen zijn en meen ik, dat wij de toekomst hoopvol tegemoet kunnen zien.

En nu, burgemeester, moge ik U den ambtsketen omhangen, het teeken Uwer waardigheid en tevens den voorzittershamer overhandigen. 

Ik heb gezegd.

Vervolgens werd het woord gevoerd door den heer van Oosterbosch, lid van den gemeenteraad, die namens den raad en in het bijzonder namens de fractie der katholieke arbeiders de volle medewerking aan den burgemeester toezegde.

Burgemeester van Mechelen, die hierna het woord nam, dankte de beide sprekers voor de beloofde, medewerking.

Op de bestuurservaring en de kennis van personen en plaatselijke omstandigheden van den heer Commissaris, die hij bij de eerste, officieuse kennismaking als een echte, gastvrije Brabander had leeren kennen, hoopte hij een haast dagelijksch beroep te mogen doen.

“Tot heden, aldus spreker, heb ik gewerkt aan de materieele welvaart. Vanaf dit oogenblik zal ik mij wijden aan de sociale en geestelijke belangen en ik zal daarbij, wanneer zich moeilijkheden voordoen (en die zullen zich zeer zeker voordoen) alle hulpmiddelen trachten aan te wenden om deze te overwinnen, want ik heb geleerd, dat, al kan men geen ijzer met handen breken, men toch machines kan bouwen, die dit moeilijk werk voor ons doen.”

Hij dankte vervolgens Hare Majesteit de Koningin voor zijne benoeming den Minister van Binnenlandsche Zaken, dr. Beel en den Commissaris der Koningin, Jhr. Smits van Oyen, die door voordracht en aanbeveling tot zijne benoeming hadden bijgedragen, en vervolgens allen, die zonder dat hij het zelf misschien wist, zijne benoeming hadden bevorderd.

Vervolgens memoreerde hij het werk van zijn voorgangers, vooral van den laatsten voorganger, den heer van Buitenen, met wien hij in zijn vorige functie zeer prettig had samengewerkt. Op dit werk moest hij als schakel in den keten van burgemeesters der gemeente Rucphen voortbouwen. Een plan de campagne wenschte hij echter niet te ontvouwen, want beloften zijn vlug gegeven, aldus spreker, maar de inlossing ervan is vooral in deze tijden met hun vele onberekenbare factoren, deels buiten onzen eigen wil, soms zoo moeilijk.

Jan van Buitenen, de voorganger (1937-1946) van Van Mechelen, die op een minder plezierige manier afscheid had genomen als burgemeester, maar waarderende woorden van zijn opvolger heeft gekregen.

Wel wilde hij even aanstippen, dat de woningbouw zijn volle aandacht had en de electrificatie zijn liefde.

Vervolgens richtte hij zich tot het gemeentepersoneel en tot den gemeentesecretaris in het bijzonder, tot welke laatste hij de zeer waardeerende woorden sprak: “Ik wist dat u hier secretaris waart en dat was voor mij een reden temeer om te solliciteeren”.

Tenslotte besloot hij zijn installatierede met een zeer persoonlijk woord, waarmede hij zijn werk onder de hoede van O.L.Vrouw “van de Zeg” stelde, daardoor herhalend, wat hij als kleine jongen had geleerd, toen hij aan de hand van zijn vader voor het eerst ter bedevaart ging naar het “kappeleke van de Zeg”.

Hierna werd de raadsvergadering gesloten.

In de raadzaal werd daarna nog het woord gevoerd door verschillende personen.

De pastoor van de Zegge opende de lange rij van sprekers en sprak namens de geheele geestelijkheid der vijf kerkdorpen van de gemeente. Hij uitte de wensch, dat men in de nieuw-benoemde meer een burger-vader dan en burger-meester zou treffen.

Vervolgens sprak ir. Petit, directeur der PNEM te ’s Hertogenbosch, die het werk van den heer van Mechelen als ingenieur der PNEM ten zeerste prees en concludeerde, dat de heer van Mechelen op grond van zijn prestaties uit het verleden ook een goed burgemeester zal zijn.

Daarna nam mr. Holla, voorzitter van het Tribunaal te ’s Hertogenbosch, het woord, die het werk van burgemeester van Mechelen tijdens de bezetting in het ondergrondsch verzet als lid van groep “Albrecht” prees en hem dankte voor prettige samenwerking, welke hij later met den heer van Mechelen mocht hebben in het tribunaal.

De districts-commandant der Rijkspolitie, kapitein Cante Visscher uit Breda, beloofde den burgemeester de volle medewerking van hem, van den groepscommandant en de overige leden van het politiecorps uit Rucphen.

Vervolgens voerde het woord mr. dr. van Rooij, burgemeester van Etten en Leur, mede namens de buurtgemeenten. Hij heette den burgemeester hartelijk welkom in den kring zijner collega’s en wees in het bijzonder op de noodzakelijk vereischte samenwerking tussen de gemeente Rucphen en Etten in het belang van het dorp St. Willebrord, dat tot het territoir der beide gemeenten behoort. Hij maakte hierbij de typeerende vergelijking van de Siameesche tweeling, waarvan de burgemeester van Rucphen eene hoofd en die van Etten het andere hoofd is. Wanneer nu het eene hoofd naar links en het andere naar rechts wil, veroorzaakt dat pijn. In zijn dankwoord, dat burgemeester van Mechelen later sprak, repliceerde hij mr. dr. van Rooij met de geruststellende opmerking, dat men maar moest denken aan de hoofden van een verliefd paar en dat dan alles wel terecht zou komen.

Tenslotte spraken nog de zeereerw. heer pastoor uit Oud-Gastel, oud-burgemeester Mastboom uit Oud-Gastel, notaris Mol uit Oud-Gastel, wethouder Lanen uit Roosendaal en de voorzitter der documentatie-commissie voor het PTT-personeel uit ‘s-Hertogenbosch.

Na deze toespraken, die allen via versterkers werden overgebracht naar buiten, en na het korte dankwoord van den burgemeester voor al de wenschen, hem geboden, begaf men zich naar het bordes van het raadhuis om het défilé, dat intusschen begonnen was, gade te slaan.

In een lange, bonte stoet trokken voorbij:

Uit het dorp Sprundel:

1. de rijverreniging St. Isidorus, 2. de Jonge Boerenstand, 3. de harmonie Door het volk, voor het volk, 4. de verkenners, 5. kinderen der Jongens- en Meisjesschool, 6. Sport-club meisjes, 7. Kajotters, 8. RK Werklieden vereeniging, 9. Hand- en Kruisboogschutterij, 10. Duivenvereeniging, 11. Jonge Boerinnenbond, 12. Boeren en Tuindersbond.

Uit het dorp St.Willebrord:

1. Harmonie Eendracht, 2. Feestcomité, 3. Kinderen der Jongensschool en Meisjesschool, 4. Huishoudschool, 5. Wit-Gele Kruis, 6. Verkenners, 7. Duivenclubs, 8. Kajotters, 9. R.K. Werkliedenvereeniging, 10. V.K.A.J. 

Uit het dorp Schijf:

1. de fanfare Kunst na arbeid, 2. Schoolkinderen, 3. N.C.B., 4. Wit-Gele Kruis, 5. Tuinbouwvereeniging, 6. Bijenbond, 7. Boerenleenbank, 8. Jonge Boerenstand, 9. B.J.B. (boerinnenbond)

Uit het dorp Zegge:

1. Harmonie St.Cecilia, 2. Kinderen Jongens- Meisjesschool, 3. Oranjeclub (meisjes), 4. Land- en tuinbouwbond.

Uit het dorp Rucphen:

1. de harmonie “Nederland en Oranje”, 2. Schoolkinderen, 3. Verkenners, 4. Meisjes van 14-17 jaar, 5. R.K. Werkliedenvereeniging, 6. B.J.B. 7. R.K.J.B., 8. V.K.A.J., 9. N.C.B. en Tuinders, 10. Kajotters, 11. Duivenvereeniging, 12. Rijvereeniging St.Martinus.

Het was een mooi gezicht en tevens een schoone demonstratie van saamhorigheidsgevoel der inwoners der diverse dorpen.

De schoolkinderen, met vlaggen en mutsen fleurig getooid, zongen onder leiding van den heer A. Gielen, onderwijzer te Rucphen, het Wilhelmus en het Brabantsch volkslied, hetgeen door den burgemeester zeer werd gewaardeerd en met het brengen van een speciaal dankwoord aan het adres der kinderen tot uiting kwam.

Leo Bastiaensen(1892-1946), hoofd van de jongensschool in Sprundel (1917-1947). Bastiaensen was een begenadigd en humoristisch schrijver en spreker. (fotocollectie heemkundekring “Onder Baronie en Markiezaat” uit Sprundel)

Namens de burgerij der gemeente sprak daarna de heer L. Bastiaansen hoofd der school te Sprundel in klare en geestige woorden ongeveer als volgt:

Nieuwe Burgemeester, oudere en jongere aanwezigen, Zoodra het hier bekend was, dat t’ Hare Majesteit de Koningin behaagd had, zooals de geëikte term luidt, u te benoemen tot burgemeester ter onzer gemeente, werd een vergadering belegd van enkele afgevaardigden uit de verschillende kerkdorpen om te spreken over Uwe installatie.

Door familie-omstandigheden kon ik op die bijeenkomst niet aanwezig zijn, en, ’t moge gek klinken, dat is min of meer de oorzaak geworden dat men mij heeft aangewezen om hier ’t woord te voeren. Was ik wel present geweest, dan had ik allicht voor de eer bedankt evenals de aanwezigen deden, want ik ben maar een doodgewone schoolmeester en geen redenaar. Ik voel me veel rustiger in een klas dan op dit gemeentelijk terras. Niemand moet van mij dan ook een lange, ernstige, hoogdravende redevoering verwachten. Slechts enkele woorden zullen ’t zijn namens de kleurige, fleurige stoet, die hier defileerde, of juister nog uit naam der bevolking van de kerkdorpen Rucphen, St. Willebrord, ’t Schijf, de Zeg en Sprundel. In die woorden zou ik hoofdzakelijk willen laten uitkomen: een gelukwens, een belofte en een verzoek.

In den zomer van 1944 toen ondanks de grote textielnood hier nog lakens werden uitgedeeld door de “Edelgermanen”, had ik de twijfelachtige eer ontboden te worden op de Academie in Breda bij de beruchte SD.

Daar werd mij, niet erg zoetsappig, o.a. gevraagd, welk beroep ik uitoefende. Op mijn antwoord “hoofd van ’n school” klonk ’t schamper wederwoord: “zo toch geen hoofd van ’n kerk of hoofd van ’n gemeente?”

De conclusie ligt voor de hand. Een pastoor of burgemeester zou een betere vangst geweest zijn. Welnu, hier beleven wij, dat Koningin U heeft benoemd tot dat betere, dat belangrijkere ambt. En daarom wens ik U namens de gehele gemeente van harte geluk; niet zozeer nog om de verhevenheid van ’t ambt als wel om ’t grote vertrouwen, dat in U is gesteld.

Doch ik feliciteer U niet alleen, ik feliciteer ook alle gemeentenaren met de benoeming; dan ben ik er zelf tenminste ook bij. Ik feliciteer de gemeente met den nieuwen burgemeester.

Immers hoorden wij niet van Uwe vurige, geheime actie, onder hoogspanning, in de groep “Albrecht” van ’t “ondergrondse net” Hoorden wij niet van Uwe verdiensten als ingenieur bij ’t laagspanningsnet.

In deze zo verschillende functies hebt gij de belangen van ons goeie Brabant naast die van ’t personeel der electrische onderstations op bijzonder waardige wijze gediend. Waart gij op ’t Bosse tribunaal een graag geziene figuur, tenminste bij Uwe collega’s; wellicht minder bij de politieke delinquenten “afdeeling zwaar gewicht”.

Dit alles is voor ons een waarborg, dat wij in de toekomst ook zeker mogen rekenen op Uwe energie, Uw doorzettingsvermogen, waar ’t zal gelden “het bovengrondse werk” tot heil van Uwe gemeente.

Burgemeester,

Uit de enorme belangstelling, getoond door oude en jonge inwoners uit alle hoeken der gemeente van de Lange Schouw (die er niet meer is) tot aan ’t Kapelle van De Zeg, van de Lokker tot in den Oliepot, van de Bremstraat tot in de Nispense Achterhoek, uit die overweldigende belangstelling durf ik concludeeren, dat allen Uwe benoeming op prijs stellen en zich zeker gaarne aan Uwe leiding zullen onderwerpen.

Als eenvoudige, joviale, doch vooral Katholieke Brabanders roepen wij U toe: Reken op ons aller goeden wil:

Na deze belofte, Burgemeester, durf ik vrijmoedig iets verzoeken.

Als Ir. bij de PNEM kwaamt gij voorzeker als meermalen in Rucphen, hadt ook al contact met ’t gemeentepersoneel. Als amateur in de bijenteelt – ik had haast gezegd “tabaksteelt” – bezocht gij wellicht meermalen de Rucphensche heide tussen de twee Lievevrouwendagen.

Ja, ’t zou mij zelfs niet verwonderen, dat gij de paadjes en binnewegjes van deze gemeente beter kent, dan menigeen van ons. Maar dan zal ’t U zeker ook niet ontgaan zijn, dat hier in Rucphen nog een mooi, een groot werkterrein braak ligt. Mag ik iets noemen – ik zal niet volledig zijn. De woningbouw en dat vooral in St. Willebrord met zijn Goddank altijd nog grote gezinnen. Wegenverbetering bijv. in Sprundel (Het bloed kruipt altijd waar ’t niet gaan kan). Jaren hebben daar de boeren getracht naar de verharding van een weg in een buitenweg, doch tot heden: resultaat nihil. De electrificatie van ’t Schijf. Me dunkt, dat komt zeker voor elkaar, want is door U ’t transformatorhuisje oftewel ’t “lichtkotje” niet reeds verplaatst naar de Vaartkant, in de richting van ’t mij zo sympathieke dorp aan de grens.

Tusschen twee haakjes, nu ik over richting spreek, zou ik even willen vragen of in de toekomst ook de lampen in de bijdorpen zullen branden als de lichten in ’t hoofddorp aan zijn. In ’t verleden heb ik meermalen geconstateerd: Rucphen verlicht, Sprundel donker, natuurlijk bedoeld in de eigenlijke beteekenis der woorden. Ook Rucphen en Zegge zullen nog wel bijzondere verlangens hebben, doch één wens hebben wij waarschijnlijk allemaal nog gemeen.

Hoeveel koper gij tijdens de bezetting hebt weten te onttrekken aan de lange moffenvingers, toch missen wij allen in onze woningen nog de koperen kraantjes der ….. waterleiding.

Voor ons wil ik verder niets vragen. Doch voor U vraag ik van Onzen Lieven Heer nog zijn zegen, want ook ’n burgemeester kan Gods zegen niet ontberen.

Moogt gij dan, gesterkt door Gods hulp en gewapend met een grote dosis idealisme bevrediging en voldoening vinden in Uwe omvangrijke en moeilijke taak, in het bestuur der vijf dorpen, die men ondeugend wel eens de Balkanstaten noemt.

Ik ga eindigen met een luid uitgesproken en welgemeend:

Leve de nieuwe Burgemeester, hiep …

Leve de gemeente Rucphen …

Leve ons goede Brabant …

Leve onze dierbare Koningin …

en besluit met een nederig “Ere zij God”.

Burgemeester Antonius van Mechelen, die in het dankwoord tijdens zijn installatie geestig opmerkte ‘dat hij vanwege zijn baard door de ‘feestredenaar’ Leo Bastiaensen, vanwege diens vele wensen, als een Sinterklaas werd beschouwd.

Op geestige manier begon de burgemeester zijn dankwoord door opheffing van het naar zijn meening misschien bestaande misverstand, dat hij omwille van zijn baard misschien door de heer Bastiaansen als een Sinterklaas werd beschouwd, daar hem zooveel groote en kleine verlangens waren voorgelegd.

Hij dankte echter allen en in het bijzonder den heer Bastiaansen voor het hem bereide onthaal en de geboden wenschen. Zijn verklaring, dat hij van de electrificatie van het Schijf reeds een plan had klaar gemaakt werd onder luid applaus vooral vanwege de Schijvenaren ontvangen.

Ter bekroning van de alom heerschende feestvreugde gaf hij toestemming tot muziek en dans tot half twaalf in den avond en hij besloot zijn rede met de woorden;

“Gij hebt mij vandaag blijdschap gebracht en ik hoop, dat wij in de toekomst vrienden zullen worden”.

Nadat de harmoniëen gezamelijk eenige nummers hadden geblazen werd onder pittige marsch afgemarcheerd, en nam de receptie een aanvang, die zeer druk werd bezocht.”

Burgemeester van Mechelen overleed, in 1948, twee jaar na zijn installatie. Lang heeft onze gemeente dus niet van zijn kwaliteiten kunnen profiteren.