Een galg in Rucphen

In Juli 2022 verscheen een publicatie van de heren Kerkhof en Leenders met de titel: ‘Galgen in Brabant’. Zij maakten op basis van archiefonderzoek een overzicht van alle galgen die er in Noord-Brabant gestaan hebben. Dat zijn er opvallend veel, getuige onderstaande kaart.

Overzicht van de galgen die in  in 1795 (het einde van het Ancien Régime) in Noord-Brabant aanwezig waren. Overgenomen uit ‘ Galgen in Brabant’ van P.A. Kerkhof en K.A.H.W. Leenders

Kerkhof en Leenders maken melding van het feit dat er op een kaart van Rucphen uit 1765 een galg staat afgebeeld. De galg stond op de grens tussen Rucphen en Langendijk. De galg komt ook nog voor op  een kaart  van Langendijk uit 1783 en op de kaart van het oostkwartier van het Markiezaat uit 1791.

De kaart hiernaast geeft de huidige situatie weer. De galg bevond zich bij het oranje bolletje. In de eerder aangehaalde publicatie heeft deze galg het nummer 54 gekregen.

Tot de komst van de Fransen in 1795, maakte het dorp Rucphen deel uit van het Markiezaat van Bergen op Zoom. In het Markiezaat had iedere hoge heerlijkheid  halsrecht, waardoor de rechtbank van zo’n heerlijkheid de doodstraf mocht opleggen en dus een galg nodig had. In de Baronie van Breda hadden alleen Roosendaal en Oosterhout eigen halsrecht, alle andere dorpen  vielen  onder het gerecht van Breda. Dit verschil verklaart waarom de galgendichtheid in het westen  zoveel hoger is dan in de rest van Noord-Brabant. Behalve in Rucphen stonden  er hier in de buurt namelijk ook nog  galgen in Wouw, Langendijk, Zegge en Hoeven.

In de 17e en 18e eeuw werd de doodstraf vaak uitgevoerd door middel van ophanging.

Of en hoe vaak de galg in Rucphen gebruikt werd, is ons niet bekend. Misschien zou dat best wel eens mee kunnen vallen. Volgens Kerkhof en Leenders is het namelijk zo dat veel galgen vooral gebruikt werden om eventuele misdadigers af te schrikken. Dat is ook de reden dat nagenoeg alle galgen nabij belangrijke doorgaande wegen stonden. Reizigers die een dorp wilden bezoeken werden er op deze manier aan herinnerd dat in het gebied dat zij binnengingen het  recht en de orde met harde hand gehandhaafd werden.

De doodstraf werd in Nederland pas in 1983 afgeschaft! De laatste keer dat in ons land de doodstraf daadwerkelijk voltrokken werd was  21 maart 1952, toen twee oorlogsmisdadigers, de Nederlander Andries Pieters en de Duitser Artur Albrecht, op de Waalsdorpervlakte door een vuurpeloton werden geëxecuteerd. De laatste terechtstelling in vredestijd werd echter voltrokken in 1860.

De ‘eer’ om de laatsten te zijn bij wie  in Noord-Brabant in vredestijd een doodvonnis werd voltrokken, en ook de laatste dubbele executie in Nederland in vredestijd, is overigens te beurt gevallen aan twee Rucphenaren. Adriaan de Klerk en Cornelis de Jong waren afkomstig van het Rucphense Heike (een deel van het tegenwoordige St. Willebrord.)

Bovenstaande illustratie toont de ophanging van ene Albert Wetterman in 1837 op de markt in Zwolle. Ook in ‘s Hertogenbosch stond het op 4 juni 1856 zwart van de mensen, die de executie van de Rucphenaren, Adriaan de Klerk en Cornelis de Jong wilden aanschouwen.

Op 4 juni 1856 werden zij geëxecuteerd in ‘s-Hertogenbosch. Dit was de laatste keer dat in Noord-Brabant in vredestijd een doodvonnis werd uitgevoerd, en ook de laatste dubbele executie in Nederland in vredestijd. De executies kregen nationale aandacht vanwege hun zeldzaamheid in Nederland op dat moment. Deze executie volgde op hun veroordeling voor een overval met verzwarende omstandigheden, die zij op 3 augustus 1855 op de woning van Leendert Janse van Dis in Dinteloord hadden uitgevoerd. Ze pleegden de inbraak samen met twee medeplichtigen, die uiteindelijk gratie kregen. Adriaan de Klerk en Cornelis de Jong hadden echter een geschiedenis van eerdere veroordelingen wegens diefstal.

Het proces tegen de vier verdachten begon op 24 januari 1856 voor het Provinciaal Gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch. De advocaat-generaal vroeg namens het Openbaar Ministerie de doodstraf voor alle vier verdachten. Het hof veroordeelde hen tot de dood door ophanging. De mogelijkheid van cassatie, werd  verworpen, en slechts twee van de veroordeelden kregen gratie, terwijl de andere twee ter dood werden veroordeeld.

Zelfs in de ‘Groninger Courant’ van 6 juni 1856 werd aandacht besteed aan de dubbele executie van Adriaan de Klerk en Cornelis de Jong.

De executie vond plaats op 4 juni 1856. Voorafgaand aan de executie kregen Adriaan de Klerk en Cornelis de Jong de kans om een gratieverzoek bij de koning in te dienen, maar dit werd afgewezen. Ze werden geïnformeerd over hun executie op 2 juni. Jan de Jong, wiens straf werd omgezet in 20 jaar tuchthuis, barstte in tranen uit toen hij hoorde dat zijn vader zou worden opgehangen.

Op de dag van de executie werden de veroordeelden bezocht door een geestelijke en ontvingen ze de Heilige Communie. Ze kregen hun laatste maaltijd, die ze zich goed lieten smaken. Rond drie uur ’s ochtends werden ze naar het schavot gebracht, waar ze vastberaden en ontkennend hun lot onder ogen zagen. Ooggetuigen beschreven hun gedrag als indrukwekkend.